In haar nieuwe roman, Ik ken een berg die op me wacht, beschrijft Sholeh Rezazadeh het contrast tussen het traditionele nomadenleven en de stress van het stadse bestaan. ‘Ik word heel ongelukkig als ik met het ov reis. Niemand kijkt je aan.’ Om inspiratie te krijgen voor een nieuw boek, heeft Sholeh Rezazadeh niet veel nodig. De aanleiding kan iets kleins zijn. Een brief van de gemeente bijvoorbeeld, waarin de kap van de bomen voor haar huis wordt aangekondigd. Die bracht haar op het idee voor De hemel is altijd paars, haar veelgeprezen debuutroman uit 2021, waarin de Iraanse Arghavan als een ontheemde boom moet zien te wortelen in Nederland. Of neem de ontmoeting met een nomadenvrouw in het Iraanse gebergte, die Sholeh bracht tot haar pas verschenen boek Ik ken een berg die op me wacht. ‘Waar kom je vandaan?’ vroeg de vrouw haar. ‘Uit het buitenland,’ antwoordde de schrijfster. ‘Het buitenland?’ zei de vrouw. ‘Is dat hier ver vandaan?’ Geluid van golven ‘Die ontmoeting was vier jaar geleden, maar ik ben er altijd aan blijven denken,’ vertelt Sholeh. ‘In 2015 verhuisde ik voor de liefde van Iran naar Nederland, en ik was druk bezig hier iets op te bouwen. Dat ben ik trouwens nog steeds. Maar tegelijkertijd zijn er dus mensen die helemaal niet weten dat er zoiets als Nederland bestaat, of wat “het buitenland” überhaupt is. Dat contrast tussen die vrouw, met haar kudde en haar tent, en mijn stress over het moderne leven; daar wilde ik een boek over schrijven.’ In Ik ken een berg die op me wacht heeft Sholeh twee verhalen met elkaar verweven. Dat van de Iraans-Nederlandse Alma, die vastloopt in het jachtige stadsleven, geregeerd door agenda’s en geld, en dat van de nomadenstam van de jonge Saray, levend volgens oude rituelen en gebruiken, afgestemd op de seizoenen. Dat tweede verhaal vertelt Sholeh vanuit het gezichtspunt van de rivier de Aras, de onmisbare, maar onvoorspelbare waterbron van Saray en haar gemeenschap. ‘Met die stijlvorm heb ik het mezelf niet makkelijk gemaakt,’ zegt de schrijfster. ‘Maar toen ik het verhaal na twee jaar broeden eindelijk op papier zette, hoorde ik het geluid van golven in mijn hoofd en was het opeens de rivier die vertelde. Een uitdaging, want het is een dunne lijn tussen creatief-poëtisch en al te abstract of geforceerd.’ In je bubbel Die uitdaging heeft ze tot een goed einde gebracht: de stem van Aras is overtuigend en maakt de rivier tot een volwaardig personage in de roman. Voor haar research heeft Sholeh zelf ook dagen aan zijn oevers doorgebracht, om het leven van de nomaden van dichtbij te ervaren. ‘Ze waren heel gastvrij, ik mocht ze vragen stellen en werd af en toe ook aan het werk gezet, bijvoorbeeld bij het geiten melken. Ik wilde meer weten over hun gewoonten en tradities, hun harmonieuze band met de natuur. Nu het nog kan, want deze manier van leven is langzaam aan het verdwijnen. Door klimaatverandering en doordat de nieuwe generatie er geen zin meer in heeft om jaarlijks met een kudde heen en weer te reizen tussen zomer- en winterverblijf. Het ís ook een zwaar bestaan.’ Sholeh Rezazadeh – foto: Frank Ruiter Toch legt ze de nadruk in haar boek vooral op het romantische aspect van het nomadenleven. Zoals ze er ook voor kiest om Amsterdam af te schilderen als een grijs en druk oord, waar prestatiedruk, oppervlakkigheid en eenzaamheid de boventoon voeren. Is dat hoe ze de stad zelf ervaart? ‘Helaas, ja. Het gebrek aan contact, de onzichtbaarheid… Ik word heel ongelukkig als ik met het ov reis: niemand kijkt je aan, iedereen zit op z’n telefoon, in z’n eigen bubbel. Maar wat als je zelf geen bubbel hebt? Of geen gezin, zoals Alma? Dan ga je afleiding zoeken, of harder werken, om niet na te hoeven denken. Maar zo hoeven we niet te zijn als mens.’ Google Translate In de acht jaar dat ze nu in Nederland woont, heeft ze veel cultuurverschillen al weten te overbruggen, zegt ze. Allereerst de taal: terwijl ze nog maar net Nederlands leerde, schreef ze haar debuut er al in. Inmiddels durft ze nog meer te spelen met de taal, langere zinnen te maken en nog poëtischer te schrijven. Sholeh: ‘Ik ben niet meer bang om te klinken als Google Translate.’ Wat ze ook steeds beter leert: zeggen wat ze denkt, ook al vindt ze het eigenlijk onbeleefd. Het aan te geven als ze ergens geen zin in heeft, of ontevreden is over iets. ‘In Iran zijn mensen nooit zo direct. Ik dacht altijd: die ander moet zelf toch kunnen bedenken dat ik dit of dat niet wil? Maar ja, mensen hebben natuurlijk geen tijd om urenlang te gaan nadenken over waarom Sholeh een beetje down was, en of dat misschien door hen komt. Dus als er iets niet goed gaat, durf ik dat nu te zeggen.’ Waar ze wel nog echt last van heeft na al die jaren Nederland, is het gebrek aan spontaniteit tussen mensen. ‘Dat geeft me een bepaalde vorm van stress. Ik wil iemand zien als ik die mis, om samen te praten, te wandelen, thee te drinken. Maar iedereen heeft altijd weken van tevoren zijn agenda al vol. Iemand vinden bij wie ik onverwacht kan aankloppen, op het moment dat ik behoefte hebt aan een vriend, dat is me nog niet gelukt. Toch ben ik zelf niet van plan om mijn vrije tijd vooraf al helemaal in te vullen. Ik wil ruimte houden voor spontaniteit. Als ik dat verlies, verlies ik een groot deel van mezelf.’