Hoe komen kunstenaars in de juiste flow om iets fantastisch te fabriceren? Is het bepaalde muziek? Een speciale werkplek? Of is het pure mazzel als alles gaat stromen? Deze maand: schrijver en columnist Abdelkader Benali. Ik kan niet geloven dat je puur om het plezier je hele leven met componeren of schrijven bezig kunt zijn. Dat is een mooie romantische gedachte, maar geen werkelijkheid. Als je rekening moet houden met verwachtingen en deadlines, word je scherper. Ga je beter schrijven. Voel je veel sterker de kracht van de woorden die het verhaal gaan overdragen. Ik denk altijd goed na over wat ik wil vertellen. Wat voor gevoel ik aan het publiek wil geven. Wil ik ze blij maken? Boos? Mij helpt het om tijdens het schrijven mijn publiek te visualiseren en te bedenken wat zij van mij verwachten. Ik wil ze boeien en zorgen dat ze iets meekrijgen om op te kauwen. Als ik die mensen voor me zie, gaat het schrijven veel beter. Dan kom ik makkelijker tot de kern. Ik gebruik alle instrumenten die ik in huis heb om een verhaal te vertellen en dan gaat het balletje rollen. Als ik schrijf, draai ik geen muziek. Dat leidt af. Ik heb genoeg aan de ketelmuziek van de literatuur. Als ik lekker bezig ben, zingen de zinnen en komt het helemaal goed met het ritme van de tekst. De tijd gaat dan ongezien aan mij voorbij. Ik weet op zo’n moment dat ik doe waarvoor ik op aarde ben. En dat schrijven voor mij de absolute kern van mijn bestaan is. Ik heb enkel een laptop nodig en een goeie stoel. En het is prima als mijn kinderen in de buurt zijn. Alleen met een jetlag lukt schrijven niet. Als het niet lekker loopt, leg ik het verhaal even weg. Maar ik stop ook regelmatig als het wel lekker gaat, want schrijven mag niet te makkelijk zijn. Dan wordt het niet goed. Het moet een beetje rommelig. Het soepelst schrijf ik in opdracht en met een deadline. Dat houdt de vaart erin. Bij een roman is dat lastiger. Een roman is als gezeur dat nooit ophoudt. Mijn laptop staat altijd aan, en op mijn bureaublad staat de pagina van het boek waaraan ik werk altijd open. Zo kan ik er altijd direct mee verder. Maar ik kom daar lang niet altijd aan toe, omdat ik zoveel andere dingen doe. Ik ben een baantjesjager, want er moet brood op de plank. Net zoals Bach. In het christendom zijn veel feesten en momenten van bezinning waarvoor muziek moest worden gecomponeerd. Dus Bach maakte veel. Heel veel. Ik vind het ook fijn als er een aanleiding is om te schrijven. En de ene opdracht de volgende weer uitlokt. Dat prikkelt. Zo word ik uitgedaagd.’