Utrecht staat vol met bijzondere gebouwen waar je regelmatig langsfietst, maar zeker niet alles van weet. Zoals de woning van spoorwegarchitect Sybold van Ravesteyn aan de Prins Hendriklaan. tekst: Martine Bakker fotografie: HUA Lange tijd drukten architecten in dienst van de NS hun stempel op spoorweggebouwen. G.W. van Heukelom bijvoorbeeld, stemmig Berlage-achtig, of de moderne architecten Herman Schelling, Cees Douma en Koen van der Gaast. De meest flamboyante spoorwegarchitect in dienst van de NS was ongetwijfeld Sybold van Ravesteyn. Hij hield van zwierige plattegronden met barokke, krullen en gestucte ornamenten. Toch wist hij efficiënt met ruimte om te gaan, wat natuurlijk ook de bedoeling is bij een station, goederenloods of seinpost. Het elegante centraal station van Utrecht uit 1937-39, dat moest wijken voor de bouw van Hoog Catharijne, was daar een mooi voorbeeld van. Van Ravesteyns eigen woning aan de Prins Hendriklaan 112, uit 1932, is een ander voorbeeld en bestaat nog wel. Véél kleiner dan een station, maar minstens zo eigenzinnig, met handige opklaptafeltjes en andere treingadgets in het interieur. Het is slim op de driehoekige kavel geplaatst, plafonds zijn bekleed met gebogen latjes of met lichtbakken en in een rechthoekig venster zit een cirkelvormige raam. Het meest opvallende vanaf de straat zijn het grote ronde raam op de verdieping en de gekromde oostgevel. Van Ravesteyn begon al in de jaren 20 met zijn curves en ronde vormen – toen men dus nét gewend was aan de rechthoekigheid van het modernisme. Het Rietveld- Schröderhuis bijvoorbeeld, even verderop aan de Prins Hendriklaan, stamt uit 1924. Toch is Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift lovend. ‘Van Ravesteyns kunst doet teer en verstild aan naast die der overige functionneel gerichten’, staat in nummer 42 van 1932. ‘Teer op intense wijze, tegelijk frisch en welhaast overbeschaafd. Luxueus zonder spoor van overdaad. Uitermate fantasierijk op geraffineerd ascetische wijze, en tegelijk frisch als een lenteboeket en schier pervers als een orchidee.’ Sybold van Ravesteyn woonde tot aan zijn dood in 1983 in zijn huis aan de Prins Hendriklaan. Sinds een paar jaar is het een museum waar je door de weeks kunt overnachten. Ook het Rietveld-Schröderhuis is een museum. Omdat ze tijdgenoten zijn en allebei uit Utrecht kwamen, maakte Elsevier’s een vergelijking tussen de twee architecten. Rietveld wordt een ‘baanbreker’ genoemd, bij Van Ravesteyn ‘treft the finishing touch’. Heb jij deze maand toevallig nog een lege zondagmiddag? Dit is hét moment om zelf een vergelijking te trekken tussen een baanbrekend functioneel gericht ontwerp en een perverse orchidee. Het huis is van donderdag tot en met zondag geopend voor bezoekers.